Freud is de grondlegger van de psychoanalyse. In deze stroming gaat men ervan uit dat lichamelijke klachten een psychische oorzaak hebben. Ze zijn het fysieke resultaat van het verdringen van emotionele ervaringen.
Essentieel voor deze theorie is dat volgens Freud de menselijke geest uit drie delen bestaat; het onbewuste, het voorbewuste en het bewuste. Het onbewuste bestaat volgens Freud uit de aangeboren driften, traumatische ervaringen, onvervulde wensen, sluimerende gedachten, herinneringen, etc.
Klinkt dat bekend? Inderdaad! Ook bij hypnose wordt het onderscheid tussen bewuste en onderbewuste (voorbewuste) gebruikt om problemen op te lossen.
Hypnose is dan ook precies de grond waarop Freud zijn theorie heeft ontwikkeld. Tijdens een bezoek aan een ziekenhuis in Parijs in 1885 werd aan Freud gedemonstreerd dat patiënten zich onder hypnose heel anders kunnen gedragen. Hierdoor ontwikkelde hij het idee dat er psychische oorzaken zouden kunnen zijn voor lichamelijke klachten. Vier jaar later bezocht hij een arts in Nancy die onderzoek deed naar post hypnotische suggesties. Op basis van deze onderzoeken concludeerde dat de menselijke geest bestaat uit het bewuste en het onbewuste.
Zelf heeft Freud ook een tijd met hypnose gewerkt. In het begin was hij zo enthousiast hierover dat hij het in zijn eigen kliniek veelvuldig toepaste. Hij was echter geen begiftigd hypnotiseur, het kostte hem veel tijd om zijn patiënten in een diepe hypnose te krijgen.
Wel bleef hij een voorvechter van hypnose in verschillende publicaties.